Zonde en genade

Zo iemand, achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven; en neme zijn kruis op en volge Mij." Matth. 16:.24. Dat is de grote en. ernstige les van Hem, die het zwaarste kruis gedragen heeft. Op Zijn kruis lag de gehele last des toorns Gods, lag de Schuld van dat volk dat van eeuwigheid verordineerd was, om God Drie-enig groot te maken, hier in de strijd en eens hiernamaals in triomf.

Kruisdagen is zwaar voor het vlees. Nu, God heeft de mens ook niet geschapen om kruisen te dragen, maar. vrij en moedwillig heeft Adam zich met al ziju nakomelingen van die heerlijke gaven beroofd, die hij bij de schepping had ontvangen; dientengevolge is hij aan alle ellenden en smarten, aan de tijdelijke, en als God er niet aan te pas komt, aan de eeuwigen dood onderworpen. Het verbond der werken dat God met Adam had opgericht, Gen. 2:16, 17, en in hem met alle zijne nakomelingen, die hij als hoofd des verbonds representeerde of vertegenwoordigde, was verbroken. In dat Verbond gaf God de zaligheid en het behouden van haar in handen van Adam die, naar Gods beeld geschapen, Gen. 1: 26, in staat was volmaakt te gehoorzamen. De zonde kwam van buiten in. De mensenmoorder, de oude slang gaf der vrouw te eten van de verboden vrucht en zij. gaf die ook haren man en hij at. Hij en het ganse menselijke geslacht stortte zich daardoor in de diepen afgrond van ellende, viel van God. zijn liefderijken Schepper af en werd alzo het eigendom van de duivel. Geestelijke blindheid, gevoel hunner naaktheid, besef van schuld en schrik in de consciëntie, openbaarden zich dadelijk bij. het eerste mensenpaar na de overtreding. Adam vluchtte voor God, verbergde zich in het dichtst van het geboomte, en eindelijk maakten onze eerste stamouder is zich schorten van vijgenbladeren. De kinderlijke betrekking tot God de Vader was verbroken en Adam gevoelde dat. zijn liefderijken Schepper, zijn rechtvaardige en onomkoopbare Rechter geworden was, en hem naar het rechtvaardig oordeel Gods niets anders dan tijdelijke en eeuwige straffen wachtende waren. Gen. 3.

Dat wij ons verwonderen dat de Heere de mens (dat pronkstuk van de Schepping), in wie nu het ganse beeld Gods was verwoest geworden, niet terstond verdelgd heeft van Zijn aangezicht. Maar neen, hoewel van dat heerlijke Godsbeeld niets in de mens was overgebleven, zo had de Heere nochtans hem overgelaten verstand en consciëntie, als eigenschappen der ziel die de Heere in zijn neusgaten geblazen had. Doch wat de ellende verzwaarde, was, dat dat heerlijke verstand was verduisterd en de consciëntie bezoedeld en bevlekt.

Hun heldere geest is thans geheel verduisterd;
Hun oordeel gans bevangen, niet meer vrij,
Hun willen aan de zonde vastgekluisterd,
De vrije mens, helaas in slavernij!

Maar terstond na de val openbaarde zich een straal der Goddelijke liefde.

God zoekt Adam op!

Onbegrijpelijk wonder! God zoekt Adam op; Adam die voor God gevlucht was en die voor altijd Zijnen Schepper zou ontvlucht zijn, wanneer God hem. niet had opgezocht.

"Waar zijt gij?" zo klonk de stemme Gods in het Paradijs, en met dit woord werd de misdadiger gedagvaard voor de Rechter van hemel en aarde en begon de grote Gerechtshandeling aan tussen n God en de mens. De zondaar wordt overtuigd van zijn schuld en het vonnis des doods over Adam en al zijn nakomelingen uitgesproken. God, die volmaakt is in alle Zijn. Majestueuze deugden en eigenschappen; kan van Zijn recht niet afstaan en hoewel Adam het Verbond heeft verbroken, blijft God bij de strenge eisen van Zijn Verbond en blijft het woord van de Eeuwige van kracht: "ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven."

Maar onder het besef van schuld, beladen met Gods toorn. en vloek, openbaart zich een nieuwe straal van Gods liefde! Genade wordt verheerlijkt, het gezegende vrouwenzaad, de Christus wordt gepredikt, en aan Adam en Eva vrijspraak van schuld en straf beloofd; nochtans werd hen verzekerd, dat zij in de wereld verdrukking zullen hebben.

Het was een pronkstuk van de almacht en wijsheid Gods, toen Hij de hemel en de aarde, de zee en al wat er in is, uit niet had voortgebracht, en toen Hij ophield met Scheppen was Zijn eigen woord, dat Hij zag dat alles zeer goed was?. De grote Bouwmeester had Zijn werk voltooid, doch dat kunstwerk zou niet altijd blijven. Het Paradijs, die schone lusthof werd verwoest; verloren door de zonde van hem, die als een heer gesteld was over het geschapene. Dat aardrijk zou doornen en distelen voortbrengen en in het zweet zijns aanschijns zou de mens zijn brood eten. En deze schone aarde zou eenmaal veranderd worden en nieuwe hemelen en een nieuwe aarde eenmaal daar zijn, waar geen zonde maar eeuwige gerechtigheid wonen zal.

Doch eer nog iets begon te leven, eer nog iets van het geschapene in aanwezen was, was daar de Eeuwige, die God is van eeuwigheid tot in eeuwigheid, bij Wie is een eeuwig heden, bij Hem, de. Heere Heere, Jehovah, de Drie-enige God , zijn duizend jaren als één dag en één dag als duizend jaren. In. de stilte der eeuwigheid lag al het geschapene voor Hem, dat slechts wachtte, op Zijn, woord: daar zij, en het was er.

Adam, en al. zijn nakomelingen lagen, daar voor Hem, verdoemelijk en verloren, in de macht der hel en des doods, terwijl een en allen ten enenmale onmachtig waren, om zich uit dien poel van jammer en ellende te. verlossen.

Toen, eer er nog iets begon te leven, eer nog een engel klapwiekte voor Zijn troon, toen maakte God de Vader, met Zijn Zoon het ontwerp van een ander gebouw, een nieuwe Schepping, hetwelk zou worden opgetrokken uit de puinhopen van het gevallen. menselijk geslacht. Tit. 1: 2, 2 Tim. 1: 9. Dat gebouw zou alleen gegrondvest zijn op vrije genade, niet uit de werken, opdat niemand roeme. Eph 2: 6.

Dit nieuwe gebouw is een gebouw van genade, waarvan iedere steen, van de fondamentsteen tot de sluitsteen toe, ja zelfs het cement waarmede de stenen aan elkander worden gevoegd, rijke, vrije, ongehouden en loutere genade is.

In die stille eeuwigheid waren de drie Personen in het Goddelijke Wezen vergaderd. En ... het oor des geloofs luistert aan de deur van de raadzaal en verneemt wat in de tijd door Gods woord is bekendgemaakt en door het geloof omhelsd en aangenomen als waarachtig. Lukas 8: 10.

Wel fluisteren stemmen van het verduisterd verstand, klanken schril en akelig. uit de verblijven der eeuwige duisternis. Wel twist de natuurlijke mens tegen het leerstuk der eeuwige verkiezing, omdat het zijn begrip. te boven gaat. Het nederig, kinderlijk, ootmoedig geloof luistert naar Gods stem, zegt Amen" op hetgeen god spreekt en hoewel het hem te hoog is, zodat hij er niet bij kan, hij verzinkt -in het onbegrijpelijke wonder van vrije genade en begint hier reeds een verheerlijken van God Drie-enig te worden. Jes. 23: 21.

En wat horen wij uit die raadzaal?

Hoe dat bestek gemaakt werd voor dat nieuwe gebouw naar het eeuwig voornemen in Christus Jezus. Ef. 3: 11. Alles werd besloten en beraamd voordat de mens ellendig was: de tijd en de plaats, de wijze en het middel.

De Bouwmeester is, zoals Paulus zegt, 1 Cor.. 3: 9: "Gods gebouw zijt gij," Vader, Zoon en Heilige Geest. De Vader verkoos de stenen tot het gebouw, de gevallen mensen, zoals ze daar lagen, wentelende in hun bloed op de vlakte des velds. Ezech. 16:5. De Vader gaf hun de Zoon om verlost te worden. De Zoon verwierf de verlossing voor ben en de Heilige geest past de verkregen verlossing aan de daartoe verordineerde voorwerpen toe.

Het fundament van het gebouw is Jezus Christus, Diep is dat fundament gelegd in de eeuwigen raad, buiten het bereik van engelen en mensen, en toen, voor omtrent zes duizend jaren, de eerste belofte kwam, toen kwam de eerste steen boven de grond en werd deze zichtbaar voor engelen en mensen en ook de mensenmoorder zag dien eersten steen en vernam zijn vonnis dat zijn helse kop zou vermorzeld worden. Ziet, hier openbaarde zich genade in het Paradijs aan de gevallen. mens in de belofte van het vrouwenzaad. Op die beloofde genade volgde levendmakende genade, waardoor onze eerste ouders. in staat. werden gesteld om de belofte te geloven. Op de levendmakende genade volgde vergevende genade en het kleed der gerechtigheid van Christus, in schaduwen vertoond in de rokken van beestenvellen, die de Heere hen aantrok. Gen. 3:21.

Daarop volgde heiligmakende en versterkende en eindelijk verheerlijkende genade.

En hoe die stenen worden vastgemetseld aan het gebouw? Het is alles even wonderlijk. Dat cement is niet anders dan het bloed van Christus, zoals Paulus spreekt Hand. 20.: 28 van de gemeente van Christus, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.. Zonder dat bloed kan geen genade voor de zondaar bestaan.. Dat is de Losprijs, die de Vader eiste van de Zoon in de eeuwigen vrederaad, want zonder. bloedstorting is er geen vergeving. Hebr. 9: 22. Dat bloed bevestigt de levende stenen op het fundament zo vast dat de poorten der hel niet in staat zijn een enkel steentje at te rukken.

In de eeuwigheid dus werd het bestek voor dat gebouw gemaakt en vastgesteld, dat rustte op dat aanbiddelijke Verbond tussen de drie Goddelijke Personen. Van dat verbond, het verbond der genade, word Christus het Hoofd, de tweede Adam. En gelijk nu allen in Adam verdoemelijk en dood in zonden en misdaden voor God liggen, zo zullen ze ook allen in de tweeden Adam levendig gemaakt worden, Rom. 5: 18 namelijk die allen, die van de Vader aan de Zoon gegeven zijn en voor welke Hij geleden, gestreden en gebeden heeft en gestorven is. Die allen zijn in Christus begrepen, en gelijk de schuld van Adam over alle mensen is gekomen tot verdoemenis, evenzo is de gerechtigheid van Christus gekomen en toegerekend aan allen, die in de tijd de genade des geloofs mogen ontvangen door de Heiligen Geest.